Totaal gefietst 4300 km.
6 augustus t/m 23 september 2009
door Bert en Marijke Kerseboom
Het is een warme dag als we op 6 augustus 2009 vertrekken voor onze fietstocht naar Rome. Onze voorbereiding is niet lang geweest en bepaalde dingen laten we aan het toeval over hoe het zal verlopen. We hebben de reisgidsen in 3 delen van Hans Reitsma en deze route zullen we ook volgen. Onze tocht naar Santiago van vorig jaar september ligt ons nog goed in het geheugen en de ervaring van deze reis zal ons zeker helpen met onze tocht naar Rome.
De fietsen zijn opnieuw goed geprepareerd. We hebben nieuwe Marathon plus banden en ook de tandwielen zijn vernieuwd. De nodige reserve onderdelen, waaronder spaken, remblokken, versnelling- en remkabel, binnenband, olie voor de ketting, reparatiesetje voor de ketting, stukje elektriciteitsdraad, ty-raps en wat gereedschap behoort tot onze standaarduitrusting. We zijn van plan weer op campings te overnachten. We hebben een lichtgewicht 2-persoonstent, dit keer met een tarp, d.i. een soort luifel, die gedeeltelijk boven de tent hangt en daardoor een grotere overdekte ruimte voor de tent geeft. Vooral met slechter weer is dat wel comfortabel. Het is wel weer extra gewicht, ook al is dit een lichtgewicht tarp.
We hebben dit keer 2 opvouwbare krukjes bij ons, zodat we even van de grond zitten. We hebben nieuwe Ortliebtassen gekocht. De mensen die we op onze reis naar Santiago spraken, waren hier heel enthousiast over.
We hebben nu ook een ‘kleine’ hapjespan bij ons voor wat wokgerechten, een kookpannetje, een gaspitje, 2 kommen, 2 bordjes, 2 kroezen, een dompelaar, 2 glazen, bestek, aansteker, 2 gastankjes en een snijplankje. Verder noodvoorraad, wat altijd een keer van pas komt. Verder hebben we 2 self float matrasjes, slaapzakken en dit keer een opblaaskussentje, ligt toch iets comfortabeler, toilet/douchespullen, trommeltje medicijnen, fietskleding en gewone kleding.
Al met al wordt het toch even puzzelen hoe we dit allemaal het beste kunnen verdelen, zodat het in balans op de fiets zit. Het gewicht valt me een beetje tegen, maar we hebben toch het gevoel dat dit het minimum is wat we mee moeten nemen. Het zit ongeveer tegen de 25 kg aan. Eigenlijk vind ik dit iets teveel, want als we onderweg eten kopen voor ’s avonds ligt het gewicht weer aanzienlijk hoger en ook een natte tent geeft extra gewicht. Maar we zijn ermee vertrokken en we hebben alles de hele reis meegesleept.
We vertrekken om 9.10 uur uit Bunnik naar onze eerste halte op onze route naar Rome.
Het is al warm en de verwachting is dat het vandaag rond de 30° zal worden. We rijden via de Langbroekse Wetering en over de Gooijerdijk naar Leersum. Het is een mooie route die we nog niet zo vaak gereden hebben, dus soms verrassend. We beginnen met de bosrijke heuvelrug. Na een uur fietsen, zitten we even voorbij Amerongen op een bankje met een banaan en strekken even de benen.
Amerongen was vroeger een centrum van tabaksteelt en enkele oude tabakschuren staan hier nog. Sommige omgebouwd tot woningen. In één van deze schuren is het Amerongs Historisch Museum gehuisvest. We komen ook langs het 17e eeuwse Kasteel Amerongen. Hier woonde van 1918 tot 1920 de laatste Duitse keizer Wilhelm II, die later verhuisde naar Huize Doorn. Dan rijden we verder en van verre zien we de slanke laat-gotische Cuneratoren. Volgens de legende was Cunera één van de maagden, die Sint Ursula vergezelde op haar bedevaart naar Rome. Helaas, werden Ursula en haar maagden bij Keulen afgeslacht door de Hunnen, maar Cunera werd gered door koning Rabbodus. Hij nam haar mee naar zijn hof in Rhenen, waar zij een vroom en kuis leven leidde, totdat ze door de jaloerse vrouw van de koning werd gewurgd. Later werd zij door Willibrord heilig verklaard en daardoor ontwikkelde Rhenen zich tot een welvarende pelgrimsplaats.
In Kesteren moeten we even naar de weg informeren om op de juiste route van het boekje te komen. Van hieraf volgen we het boekje van Hans Reitsma.
Bert heeft een nieuw zadel en begint wat last van zijn zitvlak te krijgen en ook zijn schouders beginnen wat op te spelen. Dus dat moeten we niet forceren en we nemen even een pauze. Een wesp vindt mijn brood schijnbaar ook lekker en in plaats van in het brood te happen prikt hij net in mijn vinger. Flink uitgezogen, maar was even minder prettig. De Waalbandijk is behoorlijk lang en via Lent bereiken we Nijmegen, een gezellige studentenstad. Nijmegen is één van de oudste steden van Nederland. De plaats ontstond al aan het begin van onze jaartelling als Romeinse grensvesting. Karel de Grote heeft hier het paleis Valkhof laten bouwen, dat in 1047 geheel verwoest werd. De Nijmeegse Vierdaagse, elk jaar gehouden vanaf de 3e dinsdag in juli, is het grootste wandelevenement ter wereld. Onze route loopt langs de rand van Nijmegen, dus nadat we de Waalbrug over zijn, zitten we al gauw in het rivierenlandschap van Betuwe en de Ooijpolder, met veel water en weidse vergezichten.
Ik heb vandaag mijn hartslagmeter om. Ik wil even weten wat deze zo met het fietsen aangeeft. Als mijn hartslag boven de 150 komt begint hij te piepen en doe ik het wat rustiger aan. Ik merk nu, dat hij wat vaker zijn piepjes laat horen, dus er moet schijnbaar nu wat meer inspanning geleverd worden. We zitten nu bij de heuvels ten oosten van Nijmegen en de glooiingen van het Reichswald. We moeten nog ongeveer 27 km rijden voordat we op de camping zijn. We rekenen uit dat we tegen 16.00 uur op de camping kunnen zijn. Maar net als we Gennep inkomen rijden slaat het noodlot toe.
We rijden een soort rotonde over en slaan een zijweg in. Ik twijfel een beetje of ik de goede weg genomen heb en let schijnbaar niet goed op. Ik raak met mijn achtertas een verkeerskastje dat langs de weg staat. Mijn fiets staat onmiddellijk stil en ik duik over mijn stuur en glijd met een snoekduik over de grond. Ik realiseer me wel dat ik mijn gezicht omhoog moet houden, dus gelukkig blijft mijn hoofd helder. Ik heb erge pijn aan mijn hand en elleboog en raak een beetje dizzy. Bert helpt me een beetje naar de zijkant in de schaduw en daar ga ik weer liggen, want ik voel, dat ik van mijn stokje ga. Er komen mensen bij. De ring aan mijn pink is helemaal plat en met behulp van een waterpomptang wordt hij weer een beetje verbogen, zodat mijn pink weer wat ruimte krijgt. Ik lig juist voor een doe-het-zelfzaak, dus gereedschap is voorhanden. Ik ben bang, dat mijn pink gebroken is, want die doet erg zeer. Er wordt een ambulance gebeld, omdat ik steeds dreig weg te zakken. De broeder van de ambulance onderzoekt me eerst in de ziekenauto en adviseert me toch even naar het ziekenhuis te gaan, want het kan zijn, dat ik het stuur in mijn buik heb gekregen en dat er inwendige bloedingen kunnen optreden, die nu nog niet zichtbaar zijn. Ik zie het niet zo zitten, maar wil niet eigenwijs zijn en laat me dus naar het ziekenhuis in Boxmeer brengen. Intussen heeft Bert de fietsen bij de doe-het-zelfzaak ondergebracht en rijdt ook mee met de ziekenauto naar het ziekenhuis. Ik word in de ziekenauto aan het zuurstof gelegd en lig ik ongeveer om 16.15 uur in het ziekenhuis i.p.v. op de camping. Mijn pinkring was in de ziekenauto er al afgehaald, maar ook mijn trouwring moet eraf. Dat valt niet mee. Afijn, zeep erop en getrek en ten slotte geeft de ring zich toch gewonnen!!. Er wordt bloed geprikt, hartslag weer opgenomen, gedrukt en geknepen, urine onderzocht, maar alles schijnt toch goed te functioneren. Van mijn linkerhand heb ik erg last, maar er schijnt toch niets gebroken te zijn. Alleen een flinke kneuzing en de hand wordt aardig dik en blauw. De arts, die mij onderzocht was vorig jaar zelf met de fiets naar Venetië geweest en was dus erg enthousiast over ons voornemen om naar Rome te fietsen. Uiteindelijk kunnen we tegen 18.30 uur weer terug naar de fietsen. We kunnen een taxi bellen in het ziekenhuis en die brengt ons terug naar de Multi-mate markt in Gennep/Ottersum. Het bedrijf is nog open en we kunnen voorzichtig het laatste stukje naar de camping fietsen die ongeveer 3 km verderop ligt. Mijn hand doet zeer, maar het gaat redelijk. Het is de minicamping Looierheide en ligt achter een woonhuis en het ziet er netjes uit. Ik krijg nog een koelelement voor mijn hand van de eigenaresse, maar dat gaat een beetje lastig, omdat er nog van alles moet gebeuren.
Thuis had ik al nasi voor vanavond klaargemaakt en dat zat in koelblokken, dus dat was gelukkig niet zoveel werk. De douches zijn goed en we wassen nog even de wielerkleding. Dat droogt nu wel. We kunnen nog heerlijk buiten zitten, totdat we rond 23.30 uur naar bed gaan. Het was me wel het eerste dagje!
We zijn met mooi warm weer vertrokken, zelfs heet en dat houdt steeds aan. Na een paar dagen wordt de temperatuur wel iets lager, maar we houden het steeds droog en lekker fietsweer. Het heeft tot gevolg dat we steeds ongeveer om 6.00 uur opstaan en als we alles opgeruimd hebben vertrekken we meestal om 7.15 uur. Het is dan nog meestal rustig en in ieder geval is de temperatuur aangenaam en in de middag kunnen we dan wat vroeger stoppen.
Ons ontbijt wisselt, maar meestal hebben we een bak yoghurt met muesli en een perzik of druiven en een kopje thee. Later in de ochtend eten we een banaan en rond het middaguur houden we een wat langere pauze en eten een broodje. Soms 1 broodje rond 11.30 uur en dan om 14.30 nog een broodje. Tussendoor drinken we het nodige water. Voor bij het brood hebben we vaak een fles Fanta of iets dergelijks dat we onderweg kopen. We hebben 1 bidon met poeder met de nodige mineralen etc. en 1 bidon met water. Langs de route vullen we het water her en der aan.
De boodschappen voor het avondeten halen we zo laat mogelijk, zodat het niet te lang in de warmte hoeft te liggen. Ook al is het biertje niet altijd even koel, het smaakt ’s avonds toch wel lekker. Soms kunnen we op de campings wel gekoeld bier krijgen, maar dat is niet altijd het geval. Voor het wijntje bij het eten is altijd nog wel een plaatsje te vinden ook al maakt dat de tassen weer extra zwaar. We zitten nl. vaak op kleinere campings waar niet altijd winkels en restaurants bij zitten. Verder prima campings, maar je moet er rekening mee houden, dat je daar niet altijd van alles kunt krijgen en na een dag fietsen, heb je er ook niet meer zo’n behoefte aan om nog een eindje te moeten fietsen om iets te gaan halen of ergens te gaan eten. Ook wordt het steeds vroeger donker en daar moet je ook rekening mee houden.
De 2e dag rijden we veel langs de Maas en voor een deel door het Nat. Park de Maasduinen. Met de veerboot steken we de Maas 2x over. Na het kasteel van Arcen komen we langs de Wijmarsche Watermolen, waar de ambachtelijke graanbranderij De IJsvogel nog in bedrijf is.
In Venlo loopt de route langs het stadhuis, een mooi renaissance gebouw uit 1597. Het ligt aan de Markt met gezellige terrasjes.
Als we bij Reuver weer met de veerboor over steken staan er meerdere fietsers op het pontje en ze zijn nieuwsgierig waar de reis naar toe gaat? Rome dus! Ze denken eerst dat het een grapje is, maar als ze merken dat we het echt menen zijn ze heel geïnteresseerd hoe we dat allemaal doen. Onze camping voor de komende nacht ligt in de omgeving van Asselt aan de Asseltse plassen. Het is één van de watersportplassen rond Roermond. Deze plassen zijn ontstaan door de grindwinning langs de Maas.
De camping ligt op een z.g. Maasterras en de camping heet ook ‘de Maasterras’. Als we gegeten hebben begint het iets te betrekken en komt er wat meer wind opzetten en het betrekt en er vallen een paar druppels, maar daar blijft het ook bij en het is zo weer droog. Om ons heen blijft het wel wat dreigen en in de verte onweert het. Ook ’s nachts heeft de regen en het onweer niet veel voorgesteld. Het is bij een paar spetters gebleven.
De volgende dag rijden wij langs de Rur en via bruggetjes fietsen we dan aan de ene en dan aan de andere kant: in totaal rijden we ca 45 km langs de Rur. Het landschap wordt licht glooiend en zonder dat we het merken winnen we geleidelijk 100 m hoogte en we rijden ongemerkt de grens naar Duitsland over. Het is een agrarisch gebied en de wegen zijn veelal onverhard en sommige stukken zijn niet zo best. Je merkt hier ook dat het er flink geregend en gewaaid heeft. Er ligt veel blad en er zijn takken van de bomen gerukt. Dus we zijn blij dat we er nù rijden. We moeten nog ongeveer 10 km naar de camping fietsen als een kudde schapen van ongeveer 400 stuks voor ons opduikt. We moeten daar achter blijven, dus dat schiet niet op en we kunnen er ook niet langs, dus langzaam aansluiten. Na een tijdje komt er nog een stel aan en zij worden het ook gauw zat. Zij bieden aan ons via een andere weg op weg te helpen naar de camping, dus dat aanbod nemen we graag aan. Het is vandaag een prima dag geweest en over het weer hebben we niet te klagen en aan het eind van deze etappedag doemen de groene heuvels van de Eifel steeds duidelijker op.
De volgende dag komen we bij de Rijn. Het is zondag dus druk met fietsers en wandelaars, maar er varen ook heel wat schepen over de Rijn. Het fietspad is ook behoorlijk slecht. Vol hobbels, door boomstronken, kapotte betonplaten en kasseien. We rijden naar Bad Breisig, waar even buiten de plaats de camping ligt waar we zullen overnachten. Bad Breisig heeft, zo zegt men, de leukste Rijnpromenade. Het is er inderdaad druk op de terrasjes en er wandelen veel toeristen over de promenade.
Koblenz komen we binnen via de mooie Balduinbrücke uit 1337. De route brengt ons naar het Deutsches Eck, waar de Moezel en de Rijn samenvloeien. Hier staat ook een kolossaal ruiterstandbeeld van keizer Wilhelm I. Het is een replica van het origineel uit de 19e eeuw, dat in 1945 door een granaat getroffen werd. Er rijden busladingen vol met toeristen, die deze plek komen bezoeken.
Na Koblenz volgt het meest romantische deel van de Rijn, met wijngaarden, burchten, ruïnes en gezellige oude stadjes. Bij Spay nodigt een bankje aan de Rijn ons uit om de lunch daar te gebruiken. We hebben er een heerlijke tonijnsalade bij. Super de luxe. We hebben een fraai uitzicht op de Marksburg. Het ligt op de andere oever. Dit is de enige burcht aan de Middenrijn die nog nooit verwoest werd.
Ongeveer 10km voor St. Goar krijgen we een beter fietspad, dat wel naast de hoofdweg ligt, maar het rijdt wel beter. Hoog boven St. Goar ligt de burcht Rheinfels, met een fraai uitzicht.
Bij Bingen, op een eilandje in de Rijn, staat de Mäuseturm, die door de bisschoppen van Mainz werd gebruikt om tol te heffen. Hij dankt zijn naam aan een legende: de gierige aartsbisschop Hatto I uit Mainz verschanste zich hier met een grote hoeveelheid graan, dat hij van de boeren had afgeperst. Om na een strenge winter van de bedelaars af te zijn liet hij hen samendrijven in een schuur, die daarna in brand werd gestoken. “Hoor mijn muisjes eens piepen!” zei hij vergenoegd. Maar uit de schuur kwam een horde muizen, die hem achtervolgden naar de toren en opvrat.
Als we de Rijn zijn overgestoken komen we in een natuurgebied de Kühkopf-Knoblochsaue, waar de Rijn na jarenlange regulering weer zijn gang kan gaan. De periodieke overstromingen zorgen voor een gevarieerd natuurgebied. Bij hoge waterstanden is het in sommige delen verboden om hier te wandelen of te fietsen.
De pink waar Bert gisterenmorgen in geprikt of gebeten is, ziet er raar uit. Het lijkt een hele bloeduitstorting te zijn en voelt ook warm aan en klopt. Dus dat zit niet echt lekker. We zullen onderweg even bij een apotheek langs gaan.
In het sfeervolle stadje Ladenburg gaan we op zoek naar een apotheek. De apotheker vindt het er een beetje raar uitzien en adviseert ons om maar naar een dokter te gaan. Als we bij de receptie uitleggen wat er aan de hand is, komt juist de dokter langs en luistert mee naar ons verhaal. Als de assistente de formulieren in wil vullen komt hij tussenbeide en neemt ons mee naar de praktijkruimte en zegt: “Geen papieren, dit zijn gasten van het huis”. Hij vertelde, dat zijn voorouders uit Maastricht kwamen. Een aparte man. Hij bekijkt de pink en schrijft een recept uit. Dan moet het binnen 3 dagen opgelost zijn en Bert krijgt ook pillen voor de allergie. We kunnen rustig verder fietsen. We gaan weer met het recept naar de apotheek en tegen 10.40 uur kunnen we onze reis weer voortzetten.
Ladenburg is een heel oud plaatsje met stadspoorten, resten van oude stadsmuren en prachtige grote vakwerkhuizen gelegen aan straten met kasseien. Om er te fietsen is het niet gemakkelijk.
In dit deel van de Bovenrijnvlakte is weer meer bos en we rijden over kaarsrecht aangelegde geasfalteerde wegen.
In Bruchsal komen we langs het Barockschloss, gebouwd als residentie voor de bisschop van Speyer. In maart 1945 is het totaal verwoest tijdens een bombardement. Inmiddels is het stijlgetrouw herbouwd.
Na Grötzingen (omgeving Karlsruhe) rijden we de eerste kilometers langs een beek de Pfinz en later de Kämpfelbach en de akkers worden afgewisseld door dichte bossen. Het is nu wel gedaan met de vlakke etappes. Hoewel het geleidelijk aan gaat. Vlak voor Pforzheim krijgen we een stevige klim, die gevolgd wordt door een lange afdaling naar het centrum. De stad is het centrum van de Duitse sieraad- en uurwerknijverheid.
We wijken even iets af van de route en in Weil der Stadt pakken we de route weer op. Dit is een romantisch oud stadje met muren en torens, vakwerkhuizen en prachtige smeedijzeren uithangborden.
Hierna begint het landschap heuvelachtiger te worden en we moeten soms pittige hellinkjes beklimmen. Bij Hildrizhausen bereiken we het natuurgebied Schönbuch.
Schönbuch was vroeger het jachtterrein van de koningen van Württemberg. In het park komen we langs een soldatengraf, waar de 19-jarige Viktor Wagner begraven ligt. Hier stierf hij in de laatste dagen van de Tweede Wereldoorlog een zinloze dood.
Als we aan de andere kant het park verlaten, zitten we al gauw in het plaatsje Bebenhausen. Hier werd in de 12e eeuw een cisterciënzer klooster gesticht. Er hoort een laat-romaanse kerk bij, maar ligt hoog in het dorp en om bij de kerk te komen moeten we een heel eind klimmen. We bekijken het lagere gedeelte van het dorpje en rijden dan verder.
In Tübingen blijkt de weg die we moeten hebben te zijn opengebroken, maar we kunnen ons er tussen door wurmen. Tübingen is een schilderachtige studentenstad aan de Neckar met hier ook mooie vakwerkhuizen.
Daarna beginnen we aan de klim van de Schwäbische Alb, dit is ongeveer wel het zwaarste gedeelte van de etappes uit deel 1. Tot aan de voet van de echte klim hebben we al honderd meter hoogte gewonnen door middel van vals plat. De resterende 300 m hoogteverschil moeten we overwinnen met percentages van 4-7% over ongeveer 6 kilometers. Als we de hoogste punt bereikt hebben op 737 m hebben we een mooi uitzicht op Melchingen.
We rijden nu door een golvende hoogvlakte met akkers, bossen en landelijke dorpjes. We volgen nu de loop van de rivier de Lauchert.
In Sigmaringen komen we langs het slot van het vorstenhuis Hohenzollern. Het ligt op een rots boven de Donau. De oorspronkelijke burcht werd na een grote brand in 1893 in een mengeling van oude stijlen herbouwd.
We rijden eerst een stukje langs de Donau en dan krijgen we weer mooie uitzichten over de velden en weiden. Even verder wordt het landschap weer heuvelachtiger en zo nu en dan krijgen we een behoorlijke beklimming te verwerken. De bepakking voelt ook zwaar aan.
In Neubrunn hebben we een prachtig uitzicht en dan dalen we af naar het Deggenhausertal.
Ten slotte komen we bij de Bodensee uit. Zoals alle grote Alpenmeren is de Bodensee in de IJstijd ontstaan doordat grote gletsjers een trog uitsleten in de ondergrond. De grootste diepte is dan ook 252 m, aanzienlijk meer dan bv. de Noordzee.
De eerste kilometers naar Bregenz rijden we dicht langs de Bodensee. Bregenz is de hoofdstad van Vorarlberg en bestaat uit twee delen. De kleine historische deels ommuurde Oberstadt en de grotere, recenter gebouwde Unterstadt.
De route volgt hierna een lange tijd de Rijn. Even voorbij Lustenau volgen we een afgesneden rivierarm van de Rijn, dat hier de grens vormt tussen Oostenrijk en Zwitserland. Na ongeveer 30 km verlaten we de Rijn en komen we in het dal van de rivier de Ill. De toppen van de Alpen doemen al op. Op de hoogste toppen ligt nog sneeuw en we trappen weer heel wat kilometers weg over de fietspaden.
Enkele kilometers na Feldkirch bij Frastanz krijgen we een heel lang fietspad, dat ons helemaal naar Bludenz brengt. Bludenz was in de middeleeuwen een centrum van zilvermijnbouw. Nu wordt hier de bekende Milka chocola geproduceerd.
Het heeft vannacht behoorlijk geonweerd, dat had ik niet verwacht na de mooie heldere avond. Tussen de bergen klinkt het heftig.
Het wordt vandaag één van de zwaarste etappes van de hele route, maar ook één van de indrukwekkendste, met ruige bergen en bruisende beekjes.
We rijden eerst nog door het smalle Klostertal. Het is een rustige weg en gaat op een paar stukken na geleidelijk omhoog.
Na Klösterle begint de 10 kilometer lange beklimming. De eerste 4 kilometer stijgen we 7-10% en daarna ligt het tussen de 5-6%. Het is echt zwaar en inmiddels is het flink warm geworden. De weg wordt steeds drukker en het landschap kaler en ruiger. In de klim wordt een tunnel omzeild, maar daarna moeten we nog door 3 tunnels van verschillende lengtes.
Op de pashoogte van 1793m ligt St. Christoph. Er staan wat restaurants en souvenirwinkels. We zijn hier om 12.30 uur. Ik ben een beetje licht in mijn hoofd, waarschijnlijk door minder zuurstof en de hoogte. Ik had de hartslagmeter om en die is tijdens de rit niet extreem hoog geweest. Hoorde ik hem piepen, dan deed ik het iets rustiger aan. Het geeft een tevreden gevoel, dat we de beklimming zo goed hebben doorstaan.
Het uitzicht hier is niet zo geweldig, maar 2 km verderop bij een parkeerplaats hebben we een mooi uitzicht op de toppen van de Verwallgruppe.
We krijgen meteen een stuk afdaling van 13%. Dan krijgen we een stukje onverharde weg waarmee even na de pashoogte de eerste tunnel in de afdaling omzeild wordt. Daarna moeten we nog door een half open lawinegalerij van 500m tijdens de afdaling.
In St. Anton lunchen we in de schaduw met een mooi uitzicht. We hebben dan 32 km afgelegd met een beklimming tot 1802m. Daarna blijven we lange tijd afdalen. We rijden door gezellige dorpjes met prachtige bloembakken met geraniums voor de ramen en aan de balkons. De één nog mooier dan de andere.
Na Landeck rijden we door het aanvankelijk kloofachtige Oberinntal. Er zijn hier nieuwe fietspaden aangelegd die de oorspronkelijke Romeinse weg zo goed mogelijk volgt. Veel gaat door bebost gebied.
Na Pfunds rijden we een stukje door Zwitserland en ten slotte gaan we bij Martina aan de klim naar de Norbertshöhe beginnen. De weg gaat met ongeveer 7% omhoog. Aan het begin van de klim start ook juist een grote groep mountainbikers, sommige met rugzakken op de rug. Lijkt me ook niet zo gemakkelijk klimmen. Het is een gestage klim van ongeveer 6 km. Lang niet zo zwaar als de Arlbergpas en bijna de helft korter. Als we bijna bij de top zijn zien we op een open plek tussen de sparren diep onder ons het Inndal liggen. Na een korte afdaling tot Nauders moeten we weer klimmen naar de Italiaanse grens en de Reschenpas (1520m). Het fameuze uitzicht op de Ortler (3905m) volgt even later in Reschen waar de imposante top uittorent boven de Reschensee.
Er loopt nu een fietspad van de Reschensee naar Merano. Maar er moeten steeds flinke hellinkjes beklommen worden. Best pittig en je komt niet echt in een ritme. Het is nu flink warm en zijn blij als we schaduw van de bomen hebben.
We volgen nu de rivier de Etsch of Ádige. We komen door Glurns, een piepklein sfeervol stadje, dat nog helemaal omsloten wordt door een stadsmuur met torens en poorten uit 1580. Het is de enige verdedigingsgordel in Tirol die in zijn geheel bewaard gebleven is. Na Glurns rijden we weer door een mooi natuurgebied met de Stilfserjoch, voor bergbeklimmers een must.
Na Laas krijgen we de fruitteelt en rijden over smalle landbouwwegen tussen de fruitbomen door. Kilometers lang.
Vlak voor Merano krijgen we een afdaling met scherpe haarspeldbochten. Dit is een nieuw gedeelte van het fietspad, dat pas is aangelegd. In Merano worden we via borden door de stad geleid en dat staat duidelijk aangegeven. Uiteindelijk gaan we weer verder over het fietspad naar Bolzano.
Het fietspad loopt weer langs de appelboomgaarden en aan de andere kant stroomt de Ádige. Het pad loopt vals plat naar beneden en dat rijdt gemakkelijk en we schieten hard op. De camping waar we willen overnachten, blijkt een vervallen bende te zijn, dus we besluiten door te rijden naar Trento. Het is erg warm en de laatste 16 km kosten heel veel energie. In Trento overnachten we in een hostel, maar de kamer is bloedheet en in de buurt is tot diep in de nacht een of andere disco aan de gang.
Na Trento blijven we de hoofdroute volgen en rijden richting Chizzola. We zitten nu in een streek van de druivenvelden. De camping waar we overnachten, ligt ook midden tussen de druivenvelden. We rijden niet vlak langs het Gardameer, maar over een iets drukkere weg en vinden dan het fietspad naar Verona. De Ádige loopt dwars door de stad. Eén van de vele bruggen is de Ponte Pietra uit de Romeinse tijd. Als we de binnenstad verlaten komen we langs de Ponte Scaligero, de versterkte brug die evenals het Castelvecchio midden 14e eeuw gebouwd is.
Hier pauzeren we even en even later rijden we de aanwijzingen opvolgend gemakkelijk de stad weer uit.
Vanavond zullen we overnachten bij de jeugdherberg in Montagnana. Daar kunnen we de tent op een veldje bij het gebouw neerzetten. Montagnana is beroemd om zijn ham (prosciutto). Rondom de stad ligt een indrukwekkende middeleeuwse stadsmuur met kantelen en maar liefst 24 torens en 4 stadspoorten.
We raken steeds dieper in Italië en rond dag 18 bereiken we de Po-vlakte en er staat aardig wat wind en die hebben we veelal tegen. Het landschap is minder afwisselend en de wegen zijn niet zo best. Het is weer hobbelen geblazen.
We bereiken Ferrara en rijden langs de Duomo uit de 12e eeuw. Tegenover de Duomo staat het massieve Castello Estense.
Na de binnenstad van Ferrara volgen we een tijd de bochtige loop van de Po Morte di Primaro, een dode arm van de Po.
Naast de akkerbouw zien we ook veel fruitteelt en wijnbouw. Dichter bij Bologna doemen de eerste heuvels van de Apennijnen met daarachter ook echte bergen en al gauw fietsen we ook in het heuvelachtige gebied. We beginnen meteen goed met klimmen: een stuk van 10% en dat gaat over in ongeveer 8 kilometer goed vals plat afgewisseld met wat hellinkjes. Het uitzicht wordt wel steeds fraaier. Je ziet hier ook de voor de Apennijnen zo karakteristieke ‘calanchi’: naakte hellingen vol met meters diepe groeven, veroorzaakt door erosie. Opvallend is een geïsoleerde berg met op de top een kerkje. Het is de Monte delle Formiche, (Mierenberg). Het dankt zijn vreemde naam aan een merkwaardig fenomeen: elk jaar op 8 september Maria’s geboortedag, komen vliegende mieren het kerkje binnen en gaan er dood. De beestjes, die volgens een oud volksgeloof helpen tegen sommige ziekten, worden verzameld en verdeeld onder de parochianen. Welke bocht we ook nemen steeds duikt die berg weer in het vizier.
Als we 5 kilometer geklommen hebben komen we op de bergrug met een panoramisch uitzicht.
Deze oude hoofdweg tussen Florence en Bologna is niet erg druk, maar door zijn talrijke bochten erg in trek bij motorrijders.
Rond 14.00 uur rijden we richting Barbarolo en dat betekent ongeveer 5 kilometer 7-8% klimmen en soms 10%. Dan fiets je echt niet hard en kom je maar langzaam vooruit. Ik moet met mijn versnelling echt terug naar zijn 1 en dan rijd je niet harder dan 6 á 7 km per uur. Als we denken dat we er zijn volgt er nog eens een klim van ongeveer 1 km 5-7% en dan 4 kilometer 3-4% staat er in het boekje, maar dat is echt wel zwaarder. Als we bij de picknicktafel vlak voor Lojano aankomen is het 15.00 uur. Daar eten we staande onder de bomen, want de picknicktafel ligt pal in de zon. Na het eten komt er weer een klim van dik 6 km. Ondanks dat we op het hoogste punt komen van 968m, blijven we stevig klimmen en dalen, maar naar mijn idee meer klimmen dan afdalen. Mijn billen doen flink zeer. Na de pas op 968m krijgen we 13 kilometer klimmen en dalen en klimmetjes van 5% en ook dat is meer, want ik zit echt in z’n 1. Uiteindelijk komen we toch bij Monte di Fò en we zouden de camping haast voorbij rijden, omdat we net heerlijk afdalen. Gelukkig twijfel ik en we rijden even terug om goed te kijken. Inderdaad in de bocht ligt de camping. We hebben vandaag 138 km gefietst. Morgen zien we wel weer wat de dag brengt.
Na een goede nachtrust stappen we de volgende dag weer uitgerust op de fiets en rijden nu richting Florence. We rijden nu door een echt Toscaans landschap met cypressenrijen, wijn- en olijfboomgaarden en verspreide villa’s naar Florence. Al van verre zien we de romaanse campanile van de 11e eeuwse Duomo boven Fièsole uitsteken. Dit stadje was in de 1e eeuw belangrijker dan Florence.
We zijn al vroeg in Florence en zoeken daar de camping op. Als de tent staat gaan we op de fiets via het piazzo de Michelangelo, waar je een prachtig zicht over Florence hebt tegen de achtergrond van de Apennijnen, naar de stad. Je kunt hier met trappen helemaal naar de stad wandelen. De Duomo beheerst met zijn geweldige koepel van Brunelleschi de stad. De bouw van de kathedraal werd in 1296 begonnen. De kerk werd in 1436 gewijd. De voorgevel dateert echter pas uit 1875 en is versierd met geometrische patronen van wit en groen marmer. Bij de Ponte Vecchio zijn natuurlijk weer veel toeristen.
De volgende dag, als we om 6.00 uur op staan begint de lucht zich heel mooi rood te kleuren. We ontbijten nog in het schemerlicht en vertrekken om 7.30 uur. We krijgen nu een zeer heuvelachtig gebied.
Voorbij Florence begint het echte Toscane met zijn zilverachtige groene olijfbomen, frisgroene wijngaarden, en de roerloze, bijna zwarte cypressen, maar ook veldjes met vuurrode klaprozen en zijn okerkleurige villa’s. De Chianti, die zich uitstrekt tussen Florence en Siena is een van de populairste gebieden in Toscane. Hier komt de Chianti Classico vandaan en wordt door wijnkenners het meest gewaardeerd. We beginnen de etappe met klimmen, maar het wisselt zich af met kleine afdalingen. We blijven wel hoog in de bergen fietsen, dus we hebben mooie vergezichten.
Na Florence staat natuurlijk Siena op het programma. We hebben er goede herinneringen aan. Het is nog erg vroeg in de morgen als we vanaf de camping naar Siena fietsen en de winkels zijn nog gesloten. De terrasjes zijn leeg en op de Campo is niets te beleven. De bijna 100m hoge Torre del Mangia torent boven alles uit. Weinig mensen, wel duiven. We worden aangesproken door een politieagente, dat we daar niet mogen fietsen, omdat het eenrichtingsverkeer is. Tja, dat wisten wij ook wel, maar wie verwacht er nu zo vroeg al politie op straat. Afijn, toen maar netjes gelopen. We gaan nog naar de kathedraal zwart wit gestreept, werd gebouwd van midden 12e eeuw tot begin 14e eeuw. Van daaruit gaan we naar de Porte de San Marco waar we de stad weer verlaten.
Het eerst stuk na Siena is erg druk met auto’s en we zijn blij als we dit stuk weer achter ons kunnen laten, maar dan begint ook meteen weer het klimmen.
We fietsen hier langs de rand van de Crete, een wonderlijk landschap. Het glooiende landschap lijkt verdeeld in allerlei gekleurde vakken aarde. Het is heel mooi en je kunt eindeloos ver in de rondte kijken.
Wij krijgen nu een lange klim naar het hooggelegen Montalcino, het centrum van het wijngebied Brunello di Montalcino. Het begint ineens wat te betrekken en in de verte horen we iets wat op onweer kan duiden. Inderdaad gaat het even later wat regenen, maar niet hard. We blijven nog even wachten, maar we moeten nog een dikke 20 km verder en het meeste moeten we flink klimmen. Dus trekken we de jasjes aan en gaan toch maar verder. Het blijft wat regenen en rommelen. Ik roep Petrus, Christoffel, beschermheilige van de reizigers en ook maar Antonius aan om het onweer langs ons heen te laten trekken, want ik heb het er niet zo op in dit steeds ruiger wordende landschap. En…… ze luisteren. Het blijft wel rommelen om ons heen en het regent ook nog steeds wat, maar we zitten niet echt onder het onweer. De temperatuur zakt ook ineens heel wat en zo nu en dan steekt er ineens wind op. We moeten nog heel wat klimmen, maar gelukkig hadden we de lange afdaling net voordat de regen begon. We krijgen nog een afdaling die niet in het boekje staat en even denken we dat we ergens verkeerd zijn gegaan, maar we hebben geen afslag gezien. Als we weer een klim hebben gehad, blijkt het dat we goed zitten want we passeren Seggiano. Het duurt toch nog wel even voordat we in Casteldelpiano zijn, waar we naar de camping gaan. Vanwege de nattigheid huren we hier een appartement.
Vandaag wordt het weer klimmen, maar het wisselt af van zwaar naar licht. We rijden eerst door een bosrijke omgeving over de voet van de Monte Amiata (1738m), een oude vulkaan die heel het zuiden van Toscane domineert. Hoe we ook rijden, steeds zien we die berg opdoemen. We rijden nu door een zeer dun bevolkt en rustig gebied. Na Castell ‘Azzara krijgen we een mooie afdaling van ongeveer 6 km naar het tufsteengebied, waar de weinige plaatsjes geheel uit tufsteen zijn opgetrokken. O.a. Onano, heel hoog gelegen op steile tufsteenrotsen. Daarna is er nog veel te klimmen en de afdalingen wegen er niet tegenop. We krijgen nu een landschap, met door houtwallen gescheiden weilanden en graanvelden. Dan komen we bij het Lago di Bolsena, dit meer behoort al tot Lazio. Anders dan bv. het Gardameer is dit grote meer veel minder toeristisch. We volgen de oever deels over een onverhard grindpad, nu eens langs strandjes met zwart, vulkanisch zand, dan weer langs hoge rietkragen.
Vlak voor de camping krijgen we nog een helling van maar liefst 16% te verwerken. Bert haalt het helemaal, ik moet net voor het eind van de fiets af.
We overnachten bij het Lago di Bolsena en de volgende dag krijgen we al gauw een lange afdaling naar Tuscánia. Het is een van de weinige plaatsen in dit onbewoonde gebied. Tuscánia is een klein renaissance stadje met pleintjes, smalle straatjes en fonteinen, dat na een aardbeving in 1971 voor een groot deel herbouwd is. Aan de andere kant van het stadje ligt de Chiesa di San Pietro met een schitterende gebeeldhouwde 13e eeuwse voorgevel. De route is lastig. Veel klimmen en een hele slechte weg. Alles rammelt en hobbelt, dit is niet plezierig rijden, bovendien is het erg druk met auto’s en dan klimmetjes van 10% is niet prettig. Waar al die auto’s vandaan komen snap ik niet.
Uiteindelijk bereiken we op 30 augustus Prima Porta, een voorstad van Rome waar we naar de camping gaan. We huren hier een studiootje voor een paar dagen.
De volgende dag zoeken we de spullen bij elkaar om op de fiets naar Rome te gaan. Op een kaartje lijkt het gemakkelijk om de route te vinden. Helaas, dat is een illusie. We gaan over snelwegen, door tunneltjes onder spoorwegen, door wegversperringen, over viaducten in aanbouw en ten slotte door veelvuldig vragen bereiken we het fietspad dat naar Rome leidt. We krijgen nog wel de boodschap mee, dat er een brug is afgezet met een hek, maar dat je daar gewoon overheen moet klimmen. Dat doet iedereen! Inderdaad, na 6 kilometer over het fietspad komen we bij een brug die is afgezet en waar we dus maar overheen klimmen. Gelukkig hebben we nu geen bepakking op de fiets, anders was het geen doen geweest.
Ten slotte komen we in Rome aan en dan rijden we eerst naar het St. Pietersplein. Toch een aparte beleving, daar sta je dan! We hebben op 100 m na 2222 km gereden. Het voelt goed.
We rijden nog naar de Engelenburcht. Een historisch pand met daarin een museum. Het is gebouwd tussen 135 en 139 na C. De Engelenburcht was eerst het mausoleum van de Romeinse keizer Hadrianus. Later in de 6e eeuw werd besloten om op het mausoleum een kerk te bouwen. Daar ging een apart verhaal aan vooraf. In het jaar 590 werd er een kerkelijke optocht gehouden met een smeekbede om een einde te maken aan de pestepidemie die Rome teisterde. Tijdens de optocht zou de aartsengel Michael bovenop het mausoleum verschenen zijn. Dit werd toen opgevat als het einde van de epidemie. Als dank werd er op de plek van het mausoleum een kerk gebouwd. Vandaar de naam Engelenburcht. Weer later werd het verbouwd tot een vesting voor het Vaticaan. In tijden van oorlog konden de pausen zich in de zwaar beveiligde en luxueuze burcht terugtrekken. Pas na 1870 werd de Engelenburcht een museum.
Daarna rijden we nog naar het Piazza del Popolo. Een bekend plein, dat zijn naam dankt aan de kerk Santa Maria del Popolo. In het begin van de 19e eeuw aangelegd en lijkt erg veel op het St.Pietersplein. Het is ook erg groot, loopt rond en heeft een enorme obelix in het midden staan.
Ook Villa Borghese willen we vandaag bekijken. Het ligt in een groot park, dat in de 19e eeuw volledig op de schop genomen is en herschapen in een Engelse landschapstuin met vijvers, fonteinen en andere waterpartijen. Het is een ideaal park om de drukte van Rome te ontvluchten en wordt door velen gebruikt om de spieren los te maken: skaters, joggers en fietsers. Hierin staat Villa Borghese. Het behoorde aan een zeer invloedrijke familie, zeker nadat een lid van deze familie tot paus werd benoemd. Zij vergaarden steeds meer macht en rijkdom. In de villa is nu een kunstgalerie gevestigd waar men de omvangrijke verzameling van de familie Borghese kan bewonderen.
Van hieruit moeten we richting Muro aanhouden en komen dan boven aan de Spaanse trappen uit. De trappen horen bij de Franse kerk Trinitá dei Monti, uit de 16e eeuw. We nemen de fiets bij de hand en ‘dalen’ de Spaanse trappen af. Het zijn hoge en brede trappen gebouwd tussen 1723 en 1726 en komen uit op het Piazza di Spagna. Waar het bij de fontein een drukte van belang is.
De volgende 2 dagen bezoeken we Rome met de trein en de metro. Het Colosseum, de Trevi Fontein, de St.Pieterskerk, het Vaticaans museum en de Friezenkerk staan op ons lijstje.
De laatste dag dat we in Rome zijn bezoeken we de Friezenkerk. Bij de trappen hangt nu de Nederlandse vlag en dat is toch apart als je die in het buitenland ziet hangen. Binnen valt het wat tegen, want ze zijn de kerk aan een kant aan het restaureren en dat is nog volop aan de gang. Wel kunnen er kaarsjes gebrand worden en dat doen we dan ook hier. We worden door iemand aangesproken, die ons naar boven verwijst, waar we een kopje koffie kunnen drinken. Een Nederlandse mevrouw staat ons te woord en er ontstaat een leuk gesprek. Zij woont ongeveer 100 km buiten Rome en is hier een van de vrijwilligsters. Het is een groepje mensen, dat de restauratie begeleidt, de diensten verzorgt op zondag en de contacten onderhoudt. Wij vertellen van onze fietstocht en later overhandigt de diaken ons een oorkonde. Normaal gebeurt dit tijdens de zondagdienst, maar omdat we zondag niet meer in Rome zijn, krijgen wij hem nu uitgereikt.
Later komt nog de webmaster aan de tafel zitten en hij vertelt ook over de gang van zaken bij de restauratie. Het moet eigenlijk 15 november klaar zijn, maar door tegenslag en vondsten vertragen de werkzaamheden. Zo hebben ze hier toen ze de gedachteniskapel onder handen namen onder de zichtbare vloer een eeuwenoude vloer van kleine, historische baksteentjes ontdekt. Met als mooi detail een originele St. Jakobsschelp. Het is typisch voor Rome dat wanneer de schop ergens de grond ingaat, men meteen resten uit alle voorgaande eeuwen vindt.
Op 4 september vertrekken we weer en gaan nu richting Assisi. We nemen de hoofdweg naar Fiano. In Nazzano hebben we een bijzonder uitzicht over een moerassig natuurgebied, ontstaan door de aanleg van een stuwdam in de Tiber. We krijgen nu weer een stuk met klimmen en dalen en rijden weer een stuk langs de Tiber, die we later weer over moeten steken. Dan fietsen we weer door een hooggelegen gebied en hebben een wijds uitzicht over de dalen. Als we na Narni Scalo via de hedendaagse brug de Nera oversteken zien we nog een indrukwekkende boog van de Ponte di Augusta, een project uit de tijd van keizer Augustus ter vernieuwing van de Via Flaminia.
We krijgen nu een flink aantal kilometers een afdaling en dan rijden we vlot heel wat kilometers weg. We volgen nu een groot deel van de Via Flaminia, die in 220 v Chr. door Concul Gaius Flaminius werd aangelegd van Rome via Narni en Bevagna ten slotte naar Rimini.
Wij rijden nu door de Valle Umbra, een brede vlakte, die aan alle kanten door heuvels en bergen wordt omgeven. Het parcours blijft heuvelachtig. Bijna alle historische stadjes in Umbrië liggen strategisch op een heuvel en Spello is daarop geen uitzondering.
Ten slotte bereiken we Asissi en gaan eerst naar de kathedraal. De vroeg-gotische Basilica di San Francesco bestaat uit twee kerken boven elkaar. Daaronder ligt de in 1818 uitgegraven crypte met het graf van de heilige.
De bouw van de onderkerk duurde van 1228-1230, die van de bovenkerk van 1230-1253.In de sobere voorgevel is een bijzonder mooi roosvenster aangebracht. De fresco’s in de bovenkerk behoren tot de grootste verworvenheden van de Italiaanse kunt en in 28 taferelen geven ze het leven van Franciscus weer. De fresco’s in de donkere onderkerk zijn van verschillende kunstenaars.
Assisi is na Rome het belangrijkste pelgrimsoord van Italië. De stad straalt een zachtmoedige sfeer uit. En of je het wilt of niet je komt onder de bekoring van deze kleine middeleeuwse stad zonder autoverkeer. Assisi is geheel opgetrokken uit roze en witte natuursteen.
Naast de basiliek van St. Franciscus met zijn beroemde fresco’s zijn er diverse andere prachtige kerken, een goed bewaarde Romeinse tempel en een kasteel met een prachtig uitzicht over Assisi en de Valle Umbra te bewonderen.
In de Basilica di Sante Chiara ligt de heilige Clara, volgelinge van St. Franciscus, begraven. De voorgevel van afwisselde lagen roze en witte steen is eenvoudig maar elegant. Ook hier zit een mooi roosvenster in. Een enorme steunbeer houdt de kerk overeind, sinds die niet lang na de bouw dreigde in te storten. Binnen wordt het kruisbeeld bewaard, dat tegen Franciscus gesproken zou hebben.
Op het plein voor de kerk, heb je een heerlijk uitzicht over een deel van Assisi en de boomrijke vlakte daaronder.|
We rijden op de fiets nog door de straatjes van het stadje, waar flinke hoogteverschillen in zitten.
Na een dagje Asissi trekken we weer verder. We komen weer in het dal van de Tiber met zijn tabaksplantages. We rijden nog steeds door de heuvels van Umbrië met zacht glooiende heuvels met zonnebloemen en omgeploegde landerijen. Het landschap heeft vele tinten. De tabaksvelden zijn geel, groen soms al in bloei en zijn eindeloos groot. We hebben steeds korte klimmetjes en we fietsen vrijwel parallel met de hoofdweg. Ten slotte rijden we weer in een gebied met meer akkerbouw en ten slotte komen we langs een groot meer het Lago di Montedóglio, waar de Tiber door heen stroomt, die hier iets hoger in de omgeving van Pieve S.Stefeno ontspringt. We rijden rond het meer en krijgen daar weer een paar flinke klimmetjes te verwerken, maar ook mooie uitzichten over het meer.
We hebben op de camping hoog boven het meer overnacht en we moeten als we weer op de route zitten de eerste kilometers weer klimmen en kruisen steeds de autostrada die we al langs het meer zagen lopen. Deze tolweg is kilometerslang op pilaren gebouwd. Het is een hoop beton, dat zich door de bergen slingert met aardig wat tunnels. Verder is het een heel mooi landschap en een genot om naar te kijken. We moeten de Válico de Montecoronaro, een col van 853 m over. We hebben hier een mooi uitzicht op de bergwanden met hele series ‘calanchi’; naakte, door erosie uitgesleten gleuven. Soms groeit er zelfs een boompje op die wanden.
Dan bereiken we Bagno di Romagna. De stad staat bekend om zijn thermische baden. De bronnen van dit kuuroord waren al bekend bij de Romeinen. Nu nog is het een hele drukke plaats.
In Sársina gaan we een broodje eten en hebben dan al 87 km gereden in een heuvelachtig traject, maar dat nu toch steeds meer naar beneden gaat.
We bereiken nu weer het vlakke land van de Po-vlakte. Aan de zijkant liggen de heuvels in het zwart gehuld met zijn tintverschillen.
De weg door Ravenna is duidelijk aangegeven en ondanks dat het erg druk is in de stad, rijden we er vlot doorheen. Het veer van Alberto-Anita over de Reno gaat heel vlug, voor je het weet ben je over. Het is ook maar een smalle rivier. Als we de dijk opfietsen, kijken we uit over de Valli de Comácchio. Dit is een grote lagune, waar ook bijzondere vogels zitten. We kennen ze niet allemaal, maar de lepelaar en de kraanvogels herkennen we wel. Het maakt deel uit van het Parco del Delta del Po. Een mooi gebied. Daarna wordt het landschap leger en leger, de wegen zijn stil en kaarsrecht en de grond is al winterklaar en op sommige velden is men nog de maïs aan het oogsten. Er staat een straffe wind. Het rijdt een beetje saai na al dat heuvelland dat we achter de rug hebben. Langzaam aan gaat het weer over in meer slingerende wegen met rietkragen en wat her en der wat verspreid liggende boerderijen.
We krijgen nu een 40 km lange rit langs de Po. Tot Poleselia rijden we met de Po links van ons, dan steken we een grote drukke brug over naar de andere kant en hebben we de Po aan onze rechterkant. De Po biedt een afwisselend uitzicht: nu eens kijk je over de brede, glinsterende stroom met zandbanken dan weer wordt die aan het oog onttrokken door populierenplantages of oeverbossen. Door de vele zandbanken is er geen beroepsvaart op de Po, alleen zo nu en dan een sportvisser. De Po voert veel slib naar zee en je kunt je niet voorstellen dat sommige plaatsen, zoals bv. Adria, dat nu 20 km van zee afligt, vroeger een havenstad was.
We maken weer 2 pauzes. Één om 11.00 uur en één om 14.00 uur. De wind blijft de hele dag aanhouden. Wel blijft het de hele dag droog, misschien wel door de wind. Bert rekent uit, dat we vandaag 7 uur op de fiets hebben gezeten met windkracht 4-6 tegen en toch nog een gemiddelde van 17 km p.u. gereden hebben. Hij vindt dit wel de saaiste rit van de hele reis.
We zitten nu in Oriago ongeveer 16 km voor Venetië.
De volgende dag gaan we om 8.16 uur met de bus naar Venetië. De bus stopt hier voor de camping, dus erg gemakkelijk. Als we bij het busstation in Venetië aankomen, liggen er aan de andere kant de boten die over het Canal Grande naar verschillende aanlegplekken varen. Er is geen betere kennismaking met Venetië denkbaar dan een boottocht met de waterbus.
Links en rechts zien we de prachtigste paleizen en huizen. Het einde van het Canal Grande wordt gedomineerd door de enorme koepel van de barokke Santa Maria della Saluta, gebouwd in 1630, als dank voor het einde van een grote pestepidemie.
We bewonderen eerst de Basiliek. De Byzantijnse mozaïeken op een vergulde achtergrond zijn zonder meer schitterend. Als we weer buiten zijn, komen we bij de 96m hoge Campanile di San Marco. Het is een getrouwe kopie van zijn voorganger, die in 1902 plotseling instortte. Vanaf het Piazza San Marco wandelen we door de straatjes met winkeltjes en restaurantjes. Langs de verschillende kanalen met de gondeliers, die de toeristen graag Venetië op hun gondel willen laten zien.
Als we de volgende dag weer verder fietsen doet het eerste stuk niet echt Italiaans aan, vind ik. In de 16e eeuw werden hier de eerste villa’s gebouwd door rijke Venetianen die hun geld in de landbouw staken. Het traject is nog steeds vlak en we hebben al snel de nodige kilometers achter ons. Wel zien we langzaam de bergen aan de zijkant dichterbij komen. We rijden langs een nog jonge rivier de Brenta.
We fietsen langs Cittadella, een stad die in 1220 gesticht werd De indrukwekkende 12 meter hoge stadsmuur omsluit nog steeds de cirkelvormige binnenstad. Ze zijn nu bezig met een gedeelte te restaureren.
Bassano del Grappa met zijn oude huizen en houten brug over de Brenta rijden we rond 11.15 uur binnen. Het is een schilderachtig plaatsje tegen de achtergrond van de laatste Alpen. De Ponte degli Alpini werd vermoedelijk voor het eerst gebouwd rond 1200. Sindsdien werd hij vele malen door de Brenta verwoest. De huidige overdekte houten brug dateert van 1948 en is een replica uit de 16e eeuw.
De bergen komen langzaam dichterbij en het begint langzaam op te lopen. Het is de hele dag mooi weer geweest, maar er komt nu langzaam wat bewolking.
De kloof waar we in rijden wordt steeds smaller en er komen steeds meer donkere wolken de kloof binnen drijven. Tegen 16.00 uur begint het uiteindelijk toch een beetje te regenen, maar we hebben een stille hoop dat we de bui voorblijven, maar 11 km voor Lévico Therme gaat het steeds harder regenen. Eerst nog geen jasjes aan, maar onder een viaduct trekken we de natte shirts uit en toch maar de jasjes aan, want het regent nu wel heel hard. We moeten nog even klimmen naar Lévico Therme en het water stroomt over de straten naar beneden. Je denkt in een rivier te fietsen. Hier zoeken we uiteindelijk een hotel op, want we lijken wel een paar verzopen katten.
We hadden het niet van te voren gepland, dat het vandaag zo’n lange dag zou worden, maar op ongeveer 115 km moesten we 11 km van de route afwijken om naar een camping te gaan. Dat betekent dus ook weer morgen 11 km terug. We kiezen er dan maar voor om nog 40 km door te fietsen. We zullen nu alleen nooit weten of het in dát dal ook zo geregend heeft??
Vandaag is het nog wel fris, maar wel droog. We nemen eerst een stuk van de hoofdweg en pakken na een paar kilometer de route weer op. Dat is op een punt waar we weer 2,4 km 8-11% moeten stijgen. We krijgen nu wel een mooi zicht over het Lago Caldonazzo, een van de warmste Alpenmeren.
Als we in Trento aankomen volgen we weer steeds het fietspad langs de Ádige waar kilometers lange boomgaarden zijn. Ze zijn nu volop met de appelpluk bezig. De zon is weer doorgekomen en het is prima fietsweer.
We rijden nu weer over bekend terrein, omdat we dit op de heenreis ook gefietst hebben. We rijden vlot naar Merano. Het is nog wel fris, maar de zon schijnt alweer.
Op de heenreis hadden we al gezegd, dat we terug met de bus of trein over de Reschenpas en de Arlbergpas zouden gaan. De Reschenpas is erg steil vanuit Italië. Je moet dan dik 5 kilometer 8-10% fietsen. Bij Burgeis heb je 3 stukken van 15 tot 18% en erna nog eens een stuk van 14%, bovendien waait er vaak een stevige wind vanaf de pas. Dat zagen we niet zo zitten, dus we rijden nu naar Merano om bij het station te informeren hoe we het beste met de fietsen naar Reschen kunnen gaan. De trein gaat tot Mals en daar kunnen we overstappen op een bus, die ook de fiets zal meenemen. De Reschenpas is echt mooi, hoe je hem ook rijdt. Boven op de pas in Reschen gaan we weer uit de bus. Om bij het fietspad te komen, moeten we nog een klein stukje klimmen, want die ligt iets hoger, maar dan gaan we zo’n 7 km dalen. Intussen is de lucht helemaal gaan betrekken en er komen steeds meer donkere wolken ons tegemoet. De lucht wordt steeds onheilspellender en even later begint het toch te druppelen en dan steeds harder te regenen. We trekken dus alle regenkleding aan. We moeten eerst nog een stuk klimmen naar de Norbertshöhe en daarna krijgen we de lange afdaling naar beneden. We rijden kalm aan nu met die nattigheid.
Vanwege het weer rijden we toch door naar Landeck en zitten direct op de goede weg naar het station. We besluiten om eerst bij het station te vragen wanneer er treinen naar Bludenz vertrekken en daarna in de buurt een camping te zoeken. Het blijkt dat over 5 minuten een trein naar Bludenz vertrekt. Wat doen we? Niet te lang nadenken, kaartjes kopen gauw naar het perron en daar komt de trein al aan. Voor we het weten zitten we in de trein en zijn al op weg naar Bludenz. Sneller kan het niet. De trein is erg vol en als we een coupé zien waar een paar dames zitten, gaan we daar naar binnen. Het blijkt dat het een damescoupé is. Eerst denken we dat het een grapje is, omdat er alleen dames inzitten, maar het blijkt echt een coupé te zijn waar alleen dames mogen zitten. Nou, wij er dus weer uit. Ik zit niet zoveel in een trein, dus ik weet eigenlijk niet of we dat in Nederland ook kennen. Ik vind het echt raar. Maar eindelijk zitten we dan toch. De treinreis duurt 45 minuten en gaat vaak door tunnels heen.
Wie had gedacht dat we vandaag rond 18.00 uur in Bludenz zouden zitten?
Van hieruit rijden we de volgende dag naar de Bodensee. Het weer blijft ons goed gezind de ene dag wat beter dan de andere. De temperaturen stijgen weer en in midden Duitsland kunnen we weer op de dag de jasjes uitdoen. In de terugreis zit veel herkenning van de heenreis, maar iedere dag is weer bijzonder.
Precies 7 weken hebben we over onze reis gedaan. We hebben in totaal 4300 km gefietst.
Met de trein en bus van Merano naar Reschen ongeveer 83 km
Daarna met de trein van Landeck naar Bludenz ongeveer 67 km.
Na de Arlbergpas en de Reschenpas hebben we in Latsch 1 rustdag genomen. Een halve dag in Florence. We zijn 3 extra dagen in Rome geweest. 1 dag extra in Asissi en 1 dag extra in Venetië.
Gemiddeld hebben we ongeveer 100km per dag gereden.
We hebben een prachtige reis gehad en enorm genoten. Wel was deze reis heel wat zwaarder dan de reis naar Santiago, maar beiden waren uniek!